Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Visserijwet 1963

 

Artikel 23
1
Voor de geldigheid van een schriftelijke toestemming is vereist:
a
dat deze in duidelijk leesbaar en niet uit te wissen schrift ten minste vermeldt: de naam, de voorletters en de woonplaats van de rechthebbende op het visrecht en van de houder, de geboortedatum van de houder, de omschrijving van het water en de visserij waarvoor zij geldt, de dagtekening, de geldigheidsduur en de voor het genot der schriftelijke toestemming berekende vergoeding;
b
dat het stuk, waarop de schriftelijke toestemming is gesteld, door of vanwege de Kamer is gewaarmerkt.
2
Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b, geldt niet:
a
voor schriftelijke toestemmingen, welke ingevolge het bepaalde in artikel 22, zesde lid, zonder goedkeuring van de Kamer mogen worden verleend;
b
voor schriftelijke toestemmingen uitgereikt door openbare lichamen.
3
De waarmerking, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts geweigerd:
a
indien geen goedkeuring tot uitreiking der schriftelijke goedkeuring is verleend dan wel het tijdvak tot hetwelk de geldigheid van de goedkeuring is beperkt, is verstreken;
b
indien het verlenen van de schriftelijke goedkeuring in strijd is met de aan de goedkeuring verbonden voorschriften;
c
indien een of meer der in het eerste lid, onder a, bedoelde gegevens, met uitzondering van de gegevens betreffende de houder en de dagtekening der schriftelijke goedkeuring, ontbreken.
4
De geldigheidsduur van een schriftelijke toestemming eindigt in ieder geval na verloop van drie jaren na de dagtekening der schriftelijke toestemming.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •